Etsen.
Je hebt twee methodes van etsen. Droge en met zuur.
Een droge naald.
Dit is een diepdruktechniek uit de prentkunst
waarbij men, doorgaans door middel van fijne, staalharde etsnaalden, een
tekening krast in een plaat. Vroeger was die plaat meestal van koper,
tegenwoordig wordt ook zink of plastic gebruikt. Wanneer men in een etsplaat
krast, ontstaat er een 'braam'. Dit is een opstaand randje naast de getekende
lijn, waaronder zich ook inkt hecht. Hierdoor ontstaat bij het afdrukken een
ietwat fluweelachtige lijn, die typerend is voor de drogenaaldtechniek.
Na het
tekenen wrijft men de plaat in met inkt. Daarna wordt de plaat afgeslagen: de
inkt wordt voorzichtig verwijderd met gaas of met de handpalm, tot er
uitsluitend in de groeven inkt blijft zitten. Vervolgens wordt de droge naald
door middel van een etspers afgedrukt op bevochtigd papier. Het papier is
flexibel geworden door het invochten - denk aan papier maché - en nu wordt
onder de hoge druk van de etspers het vilt tegen het papier gedrukt, dat weer
in de groef wordt geperst. In de groef zit (vette) inkt en door de hoge druk
gaat dit een synthese aan met het papier. Een droge naald etsplaat kan, in
tegenstelling tot een ets, slechts in beperkte oplage gedrukt worden, ongeveer
15 exemplaren, doordat bij iedere drukgang de kenmerkende braam steeds meer platgedrukt
wordt. Om die reden is de droge naald niet geschikt voor hoge oplages.
Etsen in zuur.
Een ets is een afbeelding gemaakt in diepdruktechniek van een koperen of zinken plaat waarin de afbeelding door zuur geëtst is.
De
voorkant (beeldzijde) van de metalen plaat wordt afgedekt met etsgrond, een
vloeibaar opgebrachte laag waarin voornamelijk bijenwas en white spirit zitten,
of een bol harde etsgrond, die op een verwarmde plaat wordt uitgerold. Om
lokale plekken af te dekken, zoals bij aquatint gebruikt men een afdeklaag,
afdekvernis genoemd, bestaat uit asfaltpoeder en terpentijn. De achterzijde van
de plaat dekt men af met spirituslak (schellak opgelost in spiritus). Dat is
handig bij het reinigen van de beeldkant, daar schellak (gomlak) enkel met
alcohol (ethanol, methanol) of thinner oplost en de vernis aan de beeldkant
(voorzijde) enkel met terpentine of white spirit. Vaak gebruikt men om de
achterzijde af te dekken bruin tape dat snel op te brengen is. Vervolgens
brengt de etser met een etsnaald of scherp voorwerp de afbeelding in de
afdeklaag aan, rekening houdend met de afdruk die in spiegelbeeld op de afdruk
komt te staan.
In de
regel worden koperen etsplaten in ijzerchloride en zinken platen in
salpeterzuur gebeten. Bij salpeterzuur is de lijn rafelig en heeft deze de
neiging iets breder te worden. Na het inbijten wordt de etsgrond verwijderd met
terpentine of white spirit. Tegenwoordig worden zinkplaten vooral met
kopersulfaat geëtst, salpeterzuur geeft nitreuze dampen af.
Koperetsen
hebben als voordeel dat ze ook kunnen worden verstaald (met een dun
chroomlaagje van enkele micron) waardoor de plaat niet zo snel slijt, en snel
is af te slaan, maar vooral de inkt en gekleurde etsinkt, zal niet van
kleurtoon veranderen.
Als
een plaat klaar is, Maak je de plaat schoon met Ammoniak. De bijenwas moet er
af. Dat doe je dus met Ammoniak.
Wrijft nu de plaat in met inkt. De inkt
is speciaal voor etsen. Vervolgens wordt de plaat afgeslagen: de inkt wordt
eerst met bol tarlatan (kaasdoek) van de plaat afgewreven, vervolgens wordt er
met een snelle beweging van de hand, waarbij de muis van de hand heel licht
over de plaat 'scheert', het oppervlakte van de etsplaat volledig
schoongeveegd. Dit heet 'afslaan', zodat alleen de inkt in de geëtste partijen
blijft staan. Daarna drukt men de ingeïnkte plaat onder een etspers af op
ingevocht papier.
Nu droogt men de ets aan een waslijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten